Begroting 2020-2023

Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Risicoinventarisatie en -kwantificering

In onderstaande tabel zijn de risico’s gekwantificeerd, waarbij door een inschatting van de kans dat de gebeurtenis zou kunnen optreden het risicoprofiel ontstaat. Overigens kunnen de opgenomen bedragen suggereren dat de risico’s zich in die mate gaan voordoen. Er is echter sprake van inschattingen en de uitkomsten van een kansberekening. De werkelijke uitkomsten zullen hier hoogstwaarschijnlijk in alle gevallen van afwijken.

Omschrijving

Max. omvang

Kans

Gemiddelde omvang

Risicoprofiel

10%

30%

70%

Kans x gemiddelde omvang

1. Gemeenschappelijke regelingen:

a. DSW-exploitatietekort/ opheffingskosten GR
b. Avalex
c. GGD - Veilig Thuis
d. Inkoopbureau H10

400
480
200
30

X

X

X
X

200
240
100
15

20
170
70
5

2. Open-einde regelingen:

a. WMO

500

X

250

75

b. Indicatie huishoudelijke ondersteuning

1.000

X

500

350

c. Abonnementstarief Wmo

2.000

X

1.000

300

d. Jeugdhulp

2.500

X

1.250

875

e. Specifieke uitkeringen

2.300

X

1.150

115

3. Grondexploitatie Vlietvoorde

Mont
Carlo
simulatie

2.250

4. Grondexploitatie Klein Plaspoelpolder

Risk-mapping

3.785

5. Grondexploitatie Rijnlandlaan

Monte
Carlo
simulatie

72

6. Uitkeringen Gemeentefonds

3.000

X

1.500

1050

7. Overige:

a. Bodemsaneringen

3.000

X

1.500

500

b. Dividend Eneco en Stedin

1.000

X

500

150

c. Bediening Sijtwendebrug

1.100

X

550

385

d. WW-uitkeringen

500

X

250

75

e. Bouwleges

500

X

250

175

f. Invoering private bouwplantoets

150

X

75

50

g. Tussentijdse verkiezingen en referenda

500

X

250

75

h. BTW-sportvrijstelling

300

X

150

105

i. Rente

1.000

X

500

350

j. Gevolgen PAS-regeling

PM

X

PM

PM

Bedragen x € 1.000

Hieronder wordt nader op de risico’s ingegaan.

1. Gemeenschappelijke regelingen.

  1. DSW - exploitatietekort / opheffingskosten GR

De omvang van de bijdrage van onze gemeente aan het exploitatietekort van de Dienst Sociale Werkvoorziening Rijswijk en omstreken (DSW) is gekoppeld aan het aandeel van de gemeente Leidschendam-Voorburg in de Gemeenschappelijke Regeling. Dit aandeel bedraagt afgerond 23%.

Het exploitatieresultaat van de DSW bestaat uit het subsidieresultaat en het bedrijfsresultaat. De DSW heeft nauwelijks invloed op het subsidieresultaat omdat deze bestaat uit de landelijk vastgestelde rijkssubsidie voor de Wsw verminderd met de loonkosten op basis van de cao Wsw. Met het bedrijfsplan DSW 2018-2022 heeft DSW ingezet op het terugdringen van tekorten op het bedrijfsresultaat. Met genomen maatregelen is de DSW erin geslaagd om in 2018 licht positief resultaat te realiseren op het bedrijfsresultaat. Ook voor 2019 en 2020 wordt een neutraal bedrijfsresultaat verwacht.

Gelet op de resultaten van de afgelopen jaren wordt het risico op de DSW  als laag  beoordeeld. In de risicoparagraaf in de begroting 2020 van de DSW is een inschatting gemaakt van de financiële risico’s. Deze zijn in totaal begroot op maximaal € 1.700.000. Het aandeel in dit risico van Leidschendam-Voorburg is, bedraagt maximaal € 380.000.

Beëindiging gemeenschappelijke regeling DSW

De gemeente zal bij de overgang naar een toekomstig Zoetermeers werkbedrijf te maken krijgen met eenmalige beëindigingskosten van het huidige SW-bedrijf. In de begroting 2020 is een budget voor de opheffing en de oprichting van het nieuwe werkbedrijf opgenomen van € 410.000. Definitieve voorstellen over de beëindiging van de huidige GR, inkoop bij het Zoetermeers werkbedrijf  en de uiteindelijke liquidatiebegroting zal aan de gemeenteraden ter besluitvorming worden voorgelegd. Er bestaat een risico dat de daadwerkelijke liquidatiekosten hoger uit zal pakken, dit zal een minimaal financieel effect ad. € 20.000 hebben.

  1. Avalex

In de ontwerpbegroting 2020 van Avalex is een risicoparagraaf opgenomen waarin verschillende bedrijfsrisico’s zijn geïdentificeerd en gekwantificeerd. Deze risicoparagraaf laat een risicoprofiel zien van afgerond € 2 mln. Dit risicoprofiel betreft een gewogen profiel, waarbij rekening is gehouden met de mate waarin dit risico zich kan voordoen. Op basis van het aandeel van de gemeente Leidschendam-Voorburg in de gemeenschappelijke regeling van circa 24%, wordt uitgegaan van een bedrag van € 0,48 mln.

  1. Gemeenschappelijke Regeling GGD/VT - onderdeel Veilig Thuis

In de begroting van de Gemeenschappelijke Regeling GGD-VTH is een risicoprofiel opgenomen, maar deze is nog niet financieel uitgewerkt. Genoemde risico's (geclassificeerd als hoog) voor de GGD zijn o.a. ontwikkeling inwoneraantallen & huisvestingslasten. Voor VTH betreft dit o.a. werving & behoud van personeel, effect aangescherpte meldcode, autonome volumegroei & ketenexpertise.
Het risicoprofiel wordt gedurende 2020 verder uitgewerkt. Op basis van een uitgewerkt risicoprofiel zal worden bepaald wat de benodigde weerstandscapaciteit is en kan door het algemeen bestuur overwogen worden om eventueel een weerstandsvermogen bij de gemeenschappelijke regeling op te bouwen.

Het belangrijkste financiële risico is de volumegroei bij VTH dat gepaard gaat met een toename van de gevraagde inzet van VTH. Een verwachte volumestijging is reeds in de gemeentelijke meerjarenbegroting verwerkt, echter verdere stijgingen zijn nog niet uit te sluiten en worden daarom als risico meegenomen. Daarnaast is het nog onbekend wat de exacte financiële gevolgen zijn van de invoering van de verscherpte meldcode. Hiervoor zijn door het Rijk middelen beschikbaar gesteld aan centrum gemeenten Den Haag en Delft. Er wordt gemonitord of de middelen afdoende zijn voor de toegenomen inzet van Veilig Thuis. Naast het financiële risico dat gepaard gaat met de volumegroei is er een maatschappelijke risico dat VTH achterblijft met het inlopen van achterstanden, de terugdringing van wachtlijsten en/of versnelling van de afhandeling binnen termijnen. Dit heeft volop prioriteit en aandacht van het algemeen bestuur. De zorg voor de kwetsbare doelgroepen staat voorop en het algemeen bestuur heeft hiertoe in de begroting de gevraagde financiële ruimte beschikbaar gesteld en benadrukt dat de maximale voortvarendheid betracht dient te worden in het aantrekken van (tijdelijke) arbeidscapaciteit.

  1. Inkoopbureau H10

De begroting van H10 bevat een risicoprofiel die niet afzonderlijk gekwantificeerd wordt. De waarschijnlijkheid waarbij deze risico’s zich kunnen manifesteren wordt door het Inkoopbureau ingeschat op “gemiddeld”. Deze classificatie komt overeen met een (geschatte) benodigde omvang van het weerstandsvermogen van het Inkoopbureau van 15% van de omzet. Omdat het Inkoopbureau zelf niet beschikt over een weerstandsvermogen, dient er rekening gehouden te worden met het gemeentelijk aandeel in de benodigde weerstandscapaciteit. Dit bedrag wordt geschat op circa € 30.000 (6,7%) van de geraamde benodigde weerstandscapaciteit, ca. € 450.000).

2. Open einde regelingen

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)   

De Wmo is een open-einde regeling en kent daardoor geen bestedingsplafond. Hierdoor moet de gemeente ondersteuning blijven leveren aan haar inwoners, ook als het budget voor het betreffende jaar niet toereikend is. De verstrekkingen van voorzieningen is gebaseerd op de Wmo en de gemeentelijke verordening voor maatschappelijke ondersteuning.

  1. Indicatie huishoudelijke ondersteuning

Met ingang van 2015 worden indicaties voor huishoudelijke ondersteuning in Leidschendam-Voorburg afgegeven op resultaat. Vanwege twee uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) staat deze werkwijze onder druk.

Ondanks de aankondiging van de minister om de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) aan te passen zodat deze werkwijze mogelijk blijft, is de verwachting van de gemeente dat dit onvoldoende zal zijn om inwoners voldoende rechtszekerheid te bieden. De gemeente onderzoekt de mogelijkheid om terug te vallen op een vastgesteld en juridisch houdbaar normenkader waarmee inwoners een indicatie ontvangen in uren.

  1. Abonnementstarief Wmo

Het kabinet heeft per 1 januari 2019 een vaste maximale bijdrage Wmo van € 17,50 per 4 weken ingevoerd. Dit is in de plaats gekomen van de inkomensafhankelijke bijdrage. Door deze maatregel is de drempel voor inwoners lager om ondersteuning bij de gemeente aan te vragen en zal er minder snel zelf voorzien worden in oplossingen, zoals het vinden van huishoudelijke ondersteuning en het uitvoeren van woningaanpassingen. De meerjarenbegroting van de gemeente houdt rekening met een aanzuigende werking, maar de omvang ervan is niet met zekerheid te voorspellen. Het aantal meldingen in de eerste helft van 2019 liggen 12% hoger dan de 6 maanden ervoor. Deze ontwikkeling wordt nauwlettend gemonitord.

  1. Jeugdhulp

De jeugdhulpuitgaven zijn sinds 2018 fors gestegen. De kostenstijging wordt veroorzaakt door een sterke stijging van de gemiddelde zorgkosten per jeugdige en in mindere mate veroorzaakt door een stijging van het aantal jeugdigen in zorg.

Het is niet te voorspellen of de groei van de jeugdhulpuitgaven in 2020 zal doorzetten. Regionaal en lokaal zijn beheersmaatregelen genomen om de groei van de jeugdzorg uitgaven te reduceren. Groei van de jeugdhulpuitgaven blijft een risico. Als de zorgvraag hoger lis dan geraamd, is de gemeente wettelijk verplicht deze te leveren. Geschat wordt dat de uitgaven maximaal € 2,5 mln. hoger kunnen uitvallen ten opzichte van de begrote jeugdhulpuitgaven 2020. De kans wordt, gelet op ervaringen uit 2017 en 2018, beoordeeld als hoog.

Het Rijk heeft de wijziging van het woonplaatsbeginsel uitgesteld naar 2021. De beschikbare rijksmiddelen voor jeugdhulp zullen via een gewijzigd verdeelmodel over de gemeenten worden verdeeld. Dit zal in 2021 leiden tot voor- en nadeelgemeenten.

  1. Specifieke uitkeringen

De gemeente ontvangt voor de uitvoering van een aantal specifieke taken specifieke uitkeringen van de rijksoverheid of mede-overheden. Veel van deze specifieke uitkeringen kennen een min of meer structureel karakter, zoals.

  1. Onderwijsachterstandenbeleid;
  2. Gebundelde uitkering op grond van artikel 69 Participatiewet (BUIG) en Vangnetuitkering
  3. Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (exclusief levensonderhoud beginnende zelfstandigen) (BBZ) en
  4. Regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten.

Hoewel de subsidievoorwaarden en verantwoordingsvereisten van bovengenoemde specifieke uitkeringen en subsidies doorgaans over de jaren gelijk zijn gebleven kan de subsidieverstrekker deze eenzijdig wijzigen. Dit kan financiële gevolgen hebben wanneer het eigen risicopercentage wordt aangepast ( BUIG) of door onvoorziene aanscherping van de verantwoordingseisen bepaalde activiteiten niet langer subsidiabel blijken ( OAB, BBZ, RMC). Het risico dat de verantwoordingsvereisten zullen worden aangepast wordt geschat als laag.  Verwacht wordt dat een eventueel financieel effect maximaal 10% van de specifieke uitkeringen betreft. De totale omvang van bovengenoemde specifieke uitkeringen bedraagt circa € 23 mln.  

3, 4 en 5. Grondexploitaties Vlietvoorde, Klein Plaspoelpolder en Rijnlandlaan
De risico’s met betrekking tot de gemeentelijke grondexploitaties zijn beschreven in de paragraaf grondbeleid. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen. In bovenstaande tabel is het risicoprofiel op contante waarde per 31 december  2018 opgenomen, op basis van de eerste herziening 2019 van de grondexploitaties. Dit risicoprofiel is berekend door middel van scenario analyses (Monte Carlo simulatie methode). Het risicoprofiel is bepaald met een waarschijnlijkheid van 80%. Dat wil zeggen dat op basis van de uitgevoerde risicoanalyse, een risicobuffer ter grootte van het berekende risicoprofiel met een waarschijnlijkheid van 80% toereikend is om de financiële risico’s van de grondexploitatie op te vangen.
Het doel van de risicoanalyse is beheersing van het risicoprofiel. Ook de beheersmaatregelen worden in beeld gebracht. De beheersmaatregelen hebben als doel de negatieve geïnventariseerde risico’s te vermijden, over te dragen of te reduceren. Voor de positieve risico’s dient de beheersingsstrategie juist gericht te zijn op realisatie hiervan.

Het project Klein Plaspoelpolder kent de grootste bandbreedte van het risicoprofiel. Dit heeft te maken met het onderzoek naar de bereikbaarheid en doorstroming van het Damcentrum. Bij het project Vlietvoorde vormt de archeologie in het gebied een risico en de afzetmarkt van de bouwgrond voor woningen. Bij het project Rijnlandlaan is het risico met de hoogste score vertraging door RO-procedures.

6. Uitkeringen gemeentefonds
Er zijn vier risico's met betrekking tot de uitkeringen uit het gemeentefonds:

  1. het risico dat onderbesteding van de Rijksuitgaven of Rijksbezuinigingen doorwerken op het gemeentefonds
  2. Het risico van een lagere onderbesteding of overbesteding van het BTW compensatiefonds met als gevolg een lagere algemene uitkering uit het gemeentefonds.  
  3. het risico dat de verdeling door het Rijk wordt herzien (negatieve herverdeeleffecten)  
  4. het risico dat de bestaande verdeelmaatstaven zich anders ontwikkelen dan geraamd (exogene ontwikkelingen).

7. Overige

  1. Bodemsaneringen

In het kader van de Omgevingswet komen alle provinciale taken betreffende bodem bij de gemeente terecht. De nieuwe taken zijn anders dan die nu door de provincie worden uitgevoerd. Pas eind 2019 zal bekend worden wat de financiële bijdrage van het rijk zal zijn, maar naar verwachting zullen de gelden redelijk summier zijn. De gemeente wordt ook bronhouder inzake het leveren van data aan het DSO.
Het is nog niet bekend of de kosten inzake de nazorg van het voormalige gasfabriekterrein door het rijk zullen worden vergoed. In juli 2019 is door het rijk besloten dat bij bodemonderzoeken ook onderzoek moet plaatsvinden naar PFAS. Dit geeft voor de gemeente ook hogere kosten. 
Wegens bovenstaande en de zorg over diverse andere locaties binnen de gemeente is vanaf 2020 een financieel risico aanwezig. Het financiële risico op toekomstige saneringskosten wordt geschat op € 3 mln. Het gaat hierbij voornamelijk om financiële risico’s, waarvoor in de projectbudgetten (nog) geen ramingen zijn opgenomen.

  1. Dividenduitkering Eneco en Stedin

Begin 2017 is Eneco gesplitst in twee zelfstandige ondernemingen die hun duurzame strategie kunnen continueren. De kans bestaat dat in enig jaar het dividend tegenvalt door tegenvallende resultaten van de ondernemingen.

  1. Bediening Sijtwendebrug

Het betreft hier een financieel risico waarbij het nog onzeker is in hoeverre de kosten voor de ombouw naar de op afstand bedienbare brug ten laste komen van de gemeente. Het genoemde maximale risicobedrag is een inschatting van mogelijke kosten die samenhangen met de inrichting van het totaal aan op afstand bedienbare bruggen van de provincie. Het is niet bekend of deze kosten ook daadwerkelijk in rekening gebracht gaan worden bij de gemeente. Een en ander is afhankelijk van de nog te maken afspraken met de provincie.

  1. WW-uitkeringen

De overheidswerkgevers zijn eigenrisicodrager voor WW-uitkeringen aan voormalige werknemers. Dit betekent dat de overheidswerkgever geen premies hoeft te betalen voor de WW maar dat een overheidswerkgever moet zorgen voor de re-integratie van de werkloze ambtenaren en de WW-uitkeringen. De duur van de uitkeringen is maximaal drie jaren.

  1. Bouwleges

De inkomsten van de bouwleges worden jaarlijks geraamd op basis van de bouwaanvragen die dan bekend zijn en worden verwacht. Aanvragen worden in de praktijk regelmatig uitgesteld of gaan soms niet door. Ook worden er nieuwe aanvragen ingediend waarmee geen rekening is gehouden. Bouwleges zijn hierdoor lastig te ramen en mutaties door enkele grote bouwaanvragen kunnen een groot effect hebben op de inkomsten.

  1. Invoeren private bouwplantoets
  1. Tussentijdse verkiezingen en referenda

Voor de kosten van onverwachte tussentijdse verkiezingen en referenda zijn in de begroting geen middelen opgenomen.

  1. Btw-sportvrijstelling

In de startnota van het kabinet Rutte III staat dat de BTW-sportvrijstelling vanaf 2019 wordt aangepast. De wijziging van deze sportvrijstelling houdt in dat gemeenten vanaf het jaar 2019 de BTW-aftrek verliezen op onderhoudskosten en investeringen m.b.t. niet-commerciële sportaccommodaties. Deze BTW schade wordt gecompenseerd doordat het Rijk een zogenaamde SPUK-uitkering aan gemeenten verstrekt. Het Rijk heeft m.b.t. deze SPUK-uitkering een landelijk plafond ingebouwd. Er is gebleken dat de hoogte van de SPUK-aanvragen van alle gemeenten dit landelijke plafond overstijgt, waardoor het risico bestaat op een lagere SPUK-uitkering dan de totale BTW-schade. Het Rijk heeft al een bedrag toegevoegd aan het oorspronkelijk beschikbare SPUK-budget, echter is nog onduidelijk hoe het Rijk uiteindelijk met de totale overschrijding om zal gaan. Het geschatte risico is bepaald op de nu bekende cijfers en informatie.

  1. Rente

In de begroting 2020-2022 is voor de rente van nieuwe geldleningen rekening gehouden met de rentetarieven die ten tijde van het opstellen van de conceptbegroting 2020 golden op de geld- en kapitaalmarkt. Die rentetarieven zijn onder het huidige monetaire beleid van de Europese Unie laag. Een stijging van de rentetarieven leidt tot hogere lasten. De omvang van het risico in de tabel is in een situatie dat de rente 1% stijgt.

  1. PAS

Het Programma Aanpak Stikstof (PAS), waarin het Rijk, provincies, natuurorganisaties en ondernemers samenwerken, bevatte de basis om toestemming te geven voor activiteiten die stikstof uitstoten. Kern van het PAS was een systeem dat aan de ene kant ruimte bood voor activiteiten die stikstof veroorzaken, zoals besluiten voor bouwplannen of de aanleg van wegen. Aan de andere kant bevatte het PAS tegelijkertijd maatregelen om de nadelige gevolgen van stikstof op natuurgebieden te verminderen. Het PAS liep daarbij vooruit op verwachte toekomstige positieve gevolgen van maatregelen voor beschermde natuurgebieden en gaf ‘vooraf’ toestemming voor nieuwe activiteiten. Dat vooruitlopen op toekomstige positieve gevolgen van maatregelen mag volgens de Raad van State niet, omdat dit in strijd is met Europese natuurwetgeving. De basis voor het verlenen van toestemming voor activiteiten die stikstof veroorzaken is daarmee weggevallen.

Op dit moment wordt door het rijk in samenspraak met de provincies gewerkt aan nieuwe beleidslijnen en worden afspraken gemaakt hoe en onder welke voorwaarden weer toestemmingen kunnen worden verleend voor de periode totdat er een nieuwe, structurele oplossing voor de stikstofdepositie-problematiek beschikbaar is. Vooralsnog is te verwachten dat de ontwikkelingen rond het PAS tot vertraging bij het realiseren van de gemeentelijke bouwintenties kunnen leiden. De eventuele verdere consequenties kunnen pas inzichtelijk gemaakt worden wanneer rijk en provincies een structurele oplossing beschikbaar stellen.

Of in Leidschendam-Voorburg daadwerkelijk vertraging bij bouwprojecten gaat optreden door het wegvallen van de PAS-regeling en of deze ook substantieel zal zijn is op dit moment niet te voorspellen. De woningbouwprognoses zelf kennen zonder deze problematiek ook al een hoge onzekerheid. Op dit moment is bijvoorbeeld sprake van een remmend effect op de woningbouwproductie door stijgende bouwkosten.  Meer in het algemeen is onzekerheid of prognoses ook daadwerkelijk gehaald worden het gevolg van de afhankelijkheid van andere partijen bij de realisatie van woningbouw en de conjunctuurgevoeligheid ervan. Om deze redenen wordt geen inschatting van het mogelijke financiële effect van de uitspraak van de RvS over de PAS-regeling opgenomen.
Bovenstaande kan uiteindelijk leiden tot lagere OZB inkomsten en een lagere bijdrage uit het gemeentefonds.

ga terug